
Voor bijna alle werkwoorden kun je een vorm van avoir gebruiken.
…
Zo werkt de app.
Imparfait | Onvoltooid verleden tijd |
---|---|
Il/elle/on avait | Hij/zij/men hadden |
Nous avions | Wij hadden |
Vous aviez | Jullie hadden / U had |
Ils/elles avaient | Zij hadden |
Hoe maak je de verleden tijd in het Frans?
Je hebt een hulpwerkwoord nodig (hebben of zijn) en een voltooid deelwoord. Het hulpwerkwoord (avoir/être) is altijd vervoegd. Dus de passé composé = hulpwerkwoord + voltooid deelwoord. Je maakt het voltooid deelwoord door er van het hele werkwoord af te halen en dan een é achter de stam te plakken.
Wat is het rijtje van être?
· aller (gaan) : Je suis allé. · arriver (aankomen) : Il est arrivé. · entrer (binnenkomen) : Tu es entré · naître (geboren worden) : Vous êtes né. · mourir (doodgaan) : Nous sommes morts.
Wat is de avoir regel?
De ‘avoir‘ regel speciaal
Het voltooid deelwoord dat vervoegd wordt met ‘avoir‘, richt zich naar het lijdend voorwerp, als dit lijdend voorwerp er aan vooraf gaat. Bijvoorbeeld: Elle a acheté la maison? Oui, elle l’a achetée.
Hoe vervoeg je prendre?
Tegenwoordige tijd
je | prends |
---|---|
il, elle, on | prend |
nous | prenons |
vous | prenez |
ils, elles | prennent |
Hoe vorm je de imparfait Frans?
De imparfait wordt gevormd door -ons (aan het einde van een werkwoord dat in de “nous vorm” en in de onvoltooid tegenwoordige tijd is vervoegd) weg te laten en de volgende vervoegingen te gebruiken: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.
Hoe maak je de Futur Simple Frans?
apprendre, futur Volgend jaar ga ik Chinees leren. Bij regelmatige werkwoorden wordt de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd gevormd door de infinitief + de uitgangen -ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont. Je vous téléphonerai bientôt. Ik zal u binnenkort bellen.
Hoe weet je of je être of avoir moet gebruiken?
Je moet onthouden dat être bij werkwoorden hoort die een beweging uitdrukken. Hoe weet je wanneer je avoir of être moet gebruiken? Meestal gaat de regel op dat als we in het Nederlands “ hebben” gebruiken, dat in het Frans ook “avoir “ is, en bij het gebruik van “zijn “, in het Frans “être “ wordt gebruikt.
Hoe vervoeg je Manger?
Vervoeging van manger
- je mange.
- tu manges.
- il/elle mange.
- nous mangeons.
- vous mangez.
- ils/elles mangent.
Welke Franse werkwoorden worden vervoegd met être?
Een vast rijtje werkwoorden worden met “être” vervoegd. Ik doel op de werkwoorden: aller, revenir, venir, arriver, partir, entrer, sortir, retourner, rentrer, monter, descendre, tomber, rester, naître, mourir, décédé, accourir.
Welke werkwoorden Vervoeg je met être passé composé?
Bij het maken van een passé composé gebruik je altijd een vervoeging van être of avoir.
Zo werkt de app.
Passé composé | Voltooid verleden tijd |
---|---|
J’ai été | Ik ben geweest |
Tu as été | Jij bent geweest |
Il/elle/on a été | Hij/zij/men is geweest |
Nous avons été | Wij zijn geweest |
Wat is het huisje van être?
1) Alle wederkerende werkwoorden worden met être (‘zijn’) vervoegd. 2) Er is een groep uitzonderingen die ook met être vervoegd worden (het ‘être–huis‘ of in het Frans: La ‘maison d’être‘). De meeste werkwoorden in deze groep drukken een beweging uit.